Het orgel wordt bespeeld door onze cantor-organist Jeroen de Haan. Hij speelt het Concerto in G-Dur BWV 592/1 van Johann Sebastian Bach (1685-1750).
In 1844 beraadslaagt de kerkenraad over de aanschaf van een orgel. In september van datzelfde jaar is er overleg met de fa. Bätz & Co: een orgel met 1 klavier voor fl. 2800 of met 2 klavieren voor fl. 3600 (dat is inclusief het oxaal). Er wordt besloten tot een orgel met 2 klavieren. Op 5 januari 1846 krijgt J. Bätz & Comp. te Utrecht, orgelmakers van Z.M. den Koning, de opdracht tot het vervaardigen en plaatsen van een orgel. Inmiddels kostte het orgel fl. 3000, maar voor fl. 3800 leverden de orgelmakers ook het oxaal en galerij, waarop het orgel moest worden geplaatst.
Een belangrijke voorwaarde in het contract was, dat de oplevering vóór of op 15 september 1846 zou zijn. Dan zou de gemeente het 200 jarig bestaan vieren. Op 16 april 1845 wordt er voor fl. 105,- een bureau-orgel aangeschaft en geplaatst in de consistorie. Jonge gemeenteleden, die opgeleid willen worden tot organist, kunnen daar studeren en les krijgen van J. Kwast, de organist van de Hervormde Petruskerk. Op zondag 27 september 1846 wordt tijdens het tweehonderdjarig bestaan van de kerk het orgel ingewijd.
De dispositie van het Bätz-orgel (1846) is als volgt:
Hoofdwerk C-f3 | Bovenklavier (C-f3) | Pedaal C-c1 |
Prestant 8' | Holfluit 8' | Aangehangen |
Bourdon 8' | Viola 8' (C-Cis0 in Holfluit) | |
Octaaf 4' | Fluit 4' | |
Quint 3' | Gemshoorn 2' | |
Octaaf 2' | ||
Mixtuur II-III-IV st. | ||
Cornet IV st. | ||
Manuaalkoppel |